In onze taal komen steeds meer eigenaardige woorden voor, waarvan je de betekenis vaak niet weet.
Mijn buurman epibreert (1) de hele dag. In de avonduren is hij vaak bezig met de ziel (2) en dat is niet die van een mens. Toen ik bij AH tegen de buurvrouw zei neem het beurtbalkje (3) keek ze me glazig aan. Ze was die ochtend niet erg matineus (4) dus hield ik verder mijn mond. Ze leek die dag echt op een dragonder (5) pakte snel een kwik lok (6) die spontaan op de band was gevallen. Toen ik buiten was overviel me de petrichor. (7) Thuis op de galerij hoorde ik opeens luid een vagitanus (8) en keek door het raam van de andere buurvrouw die behept is met clinomanie (9) waardoor ik tot slot van dit verhaal mijn glabella (10) moest optrekken.
1 - werk dat voornaam lijkt maar niets voorstelt - 2 - onderkant lege wijnfles - 3 – balkje op de lopende band die jou boodschappen van een andere scheidt 4 – gewend vroeg op te staan 5 – manwijf - 6- clipje om broodzak af te sluiten 7 – geur na een regenbui - 8 – eerste huilen van een baby - 9 – ziekelijke behoefte om in bed te blijven - 10 – plekje tussen de wenkbrauwen.